Nadat De Houtman in 1596 Java had bereikt, gingen ook de Nederlanders volop meedoen aan de Europese expansie. De schepen gingen naar Azië om specerijen te kopen. De handelsbedrijven maakten eerst veel winst, maar door de onderlinge concurrentie daalde de winst. De handelsbedrijven noem je ook wel compagnieën. Later in 1602 greep de staten-generaal in door de compagnieën samen te voegen tot één bedrijf: de VOC. Dat is een afkorting voor: de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Door dit monopolie bleven de prijzen en de winsten hoog.

Alles wat goed was voor de handel mocht de VOC van de staten-generaal doen. In 1621 werd de bevolking van het eiland Banda uitgemoord en weggevoerd. Dat was in opdracht van Jan Pieterszoon Coen, hij was als gouverneur-generaal  de hoogste baas van de VOC in Azië.  Als hoofdkwartier veroverde hij in 1619 de stad Jacarta, hij veranderde de naam in Batavia. Na dat het eiland was uitgemoord bracht de VOC slaven naar het eiland om te werken op specerijplantages.

 Om handel te kunnen drijven, stichtte de VOC aan alle Aziatische kusten factorijen.